Skip to content

Jan Visser

Samenvatting

Jan Visser vertelt over zijn ervaring als lid van de Vereniging voor Seksologie en de Mr. A. de Graaf Stichting in de jaren ’80, toen hij voor het eerst hoorde over het Kaposi-sarcooom syndroom (later bekend als aids) dat jonge homo’s in Amerika trof. Vanuit zijn werk bij de De Graaf Stichting, dat zich richtte op prostitutie als werk, pleitte hij ervoor dat sekswerkers geïnformeerd moesten worden over hiv en aids-preventie, ondanks tegenstand van de Nationale Commissie Aids-bestrijding die vreesde voor maatschappelijke paniek. Hij benadrukt dat sekswerkers juist als deskundigen konden fungeren omdat zij vanuit hun beroep al condooms gebruikten, en dat het principieel belangrijk was om deze doelgroep te informeren zonder stigmatisering, wat uiteindelijk ook gebeurde met specifiek informatiemateriaal voor sekswerkers.

Jan Visser vertelt over sexwerkers
0:00 / 0:00

Ja, ik was lid van de Vereniging voor Seksologie in de tachtiger jaren vanuit mijn functie bij de Mr. A. de Graaf Stichting en daar was ik op een bijeenkomst en daar hoorde ik een arts vertellen tegen een collega in de wandelgangen over een ziekte in Amerika die ze ontdekt hadden of die bekend werd met het Kaposi-sarcooom syndroom.

Dat was dan een uiting daarvan waar ze niks van begrepen waar het vandaan kwam, want het was iets wat vooral bij oudere mensen voorkomt. En nu waren het jonge homo’s die dat in de Verenigde Staten, Californië meestal, of in het begin opdoken, grootste steden in Amerika. En nou ja, daar waren ze heftig in geïnteresseerd en ik weet niet of toen, maar later, toen werd het gekoppeld aan poppers die bijvoorbeeld in darkrooms en zo werden gebruikt, dat dat dat zou kunnen veroorzaken.

Dus dat was nog heel erg in het begin van, waar gaat het over en hoe zit dat en waar worden ze ziek van en hoe besmettelijk is dat. Dat is natuurlijk enorm actueel geweest de jaren daarna, voordat er überhaupt iets van middelen tegen besmetting.

Ja, nou je moet je voorstellen, we waren met z’n tweeën in die De Graaf Stichting en we hadden te maken vooral met prostitutie als werk. Dat is een nieuw paradigma te ontwikkelen en het hadden ontzettend veel contacten, ook met media en zo, maar geen medische kennis. Dat is wel proberen te stimuleren, en dat gebeurde trouwens ook, dat er drempelvrije poli’s waren voor geslachtsziekten toen heette. En dus dat liep op zich allemaal wel, zeker als in Amsterdam en er waren ook zoals de rest van de veldwerkers die daar langs de ramen gingen en informatie gaven en noem maar op. Dus dat waren redelijk goed georganiseerde schema’s.

En toen dat met AIDS kwam, met HIV, toen was dus de vraag wat dat betekent, zeker met jongensprostitutie, maar ook met in de Wiener gebruikende, spuitende sekswerkers. En toen dus duidelijk werd dat dat ook via bloed-bloedcontact werd overgedragen. Dus dat, dat, dat, dat, dan, maar dan is het meegenomen in de drugspreventie. Niet zozeer in, niet zozeer vanuit de prostitutie.

Er werd dus een Nationale Commissie AIDS-bestrijding opgericht. Want die is dus heel erg belangrijk in het, zeg maar een expertisegroep, deskundigen, die het beleid bepaalde eigenlijk. Omdat er natuurlijk bij de overheid helemaal geen kennis was, hebben ze allemaal deskundigen bij elkaar gezet, die er over nagedacht deden, wat er moesten gebeuren.

En die hadden het, dat was natuurlijk voornamelijk medici, zowel epidemiologen als artsen, in de zin van geneeskundig, in het AMC bijvoorbeeld, is de naam. Die zaten erin en wat beleidsmakers, ambtenaren en ja, de belangenbehartigers van de homo-beweging. Dus daar, in het begin vooral, ging daar de aandacht naar uit. Zowel van, wat zijn die medische ontwikkelingen, als hoe kunnen we preventiewerk doen, licht.

Wat er dan rechts, wanneer dat rechtstreeks aangesproken is, hoorde we niet precies, maar met prostitutie was het zo, dat we vanuit onze invalshoek van prostitutie, voorlichting wilden hebben naar sekswerkers. Omdat het hun direct natuurlijk, door seksueel contact overdraagbaar, direct van belang was.

En er was vanuit die commissie een beetje de idee, ja, wanneer we dat gaan benadrukken, of campagnes voor beginnen, dan ontstaat er een soort angst in de maatschappij. Dus laten we dat liever niet benoemen, en voor zover het nog niet ontwikkeld is, dat het zo’n groot percentage, of zo verbreid is vanuit de prostitutie, tot die tijd moeten we het maar een beetje stilhouden.

We hebben ons dus vanuit die De Graaf Stichting tegen verzet, onder andere ook een brief naar de minister, geloof ik wel, dus we hebben er nogal hoog op ingezet, om te zorgen, ons argument was, ja, dat is een doelgroep die er direct mee te maken heeft, en die kun je niet onwetend laten. Die moet geïnformeerd worden, wat de risico’s zijn, en hoe ze zich verder kunnen, extra kunnen beschermen.

Daar gingen we er dus niet vanuit, dat die sekswerkers nou een soort van doorgeefluik zouden zijn naar de algemene bevolking, omdat die sekswerkers vanuit hun beroepshouding sowieso al condooms gebruiken. Dus als het ware, je zou het haast kunnen omkeren, dat die sekswerkers als deskundigen het algemene publiek zouden gaan informeren. Vandaar dat we wel wilden dat er campagnes kwamen, maar meer om sekswerkers te informeren en te bevestigen, meer dan om ze te beleren.

Ja, het is uiteindelijk is dat, na een tijdje ging die commissie om, en zijn er, ja, is er dus steeds meer informatiemateriaal gekomen, gericht op sekswerkers.

Als, al associërend, duiken er weer wat gedachten op. Als dat in Nederland, gezondheidszorg en prostitutie niet zo’n dramatisch probleem was, is, anders dan in andere landen. Dus er is ook geen paniek ontstaan bij mijn weten, of een grote, zeg maar, in de publieke opinie van, oh jee, die prostitutie, die moeten we gaan bestrijden, of dat is een probleem of een gevaar.

Ja, dus, in feite was, kon je die commissie, met wat ik het net over had, niet helemaal ongelijk geven, dat het niet zo’n dringend thema was, maar dat was het voor ons vooral principieel. Dat je zegt, ja, er is een infectieziekte, en een van de dingen is seksueel overdraagbaar, en je moet mensen die daar dus dagelijks mee werken, moet je gewoon informeren hoe zit dat, zonder dat je ze stigmatiseert of zo, maar dat is belangrijk.