Skip to content

John-Peter Kools

Samenvatting verhaal over Mainline

John-Peter Kools beschrijft hoe Mainline zich als aids-preventie-organisatie presenteerde als een hoogwaardig lifestyle-blad voor drugsgebruikers, met artikelen over onderwerpen zoals heroïne-kwaliteit. Het tijdschrift wilde de in de jaren tachtig/negentig gemarginaliseerde drugsgebruikers een menselijk gezicht geven door hen waardig en zonder schaamte te portretteren, waarbij de kwaliteit van het magazine het belang van zowel de informatie als de doelgroep onderstreepte.

Samenvatting verhaal over diversiteit

John-Peter Kools vertelt over het bewustzijn dat hun aids-preventiewerk voor drugsgebruikers aanvankelijk vooral Nederlandse en Europese gebruikers bereikte, terwijl de drugsgebruikende populatie in Amsterdam veel diverser was. Hij beschrijft hoe ze dit probleem aanpakten door in het tweede jaar een vrouwelijke veldwerker aan te trekken voor vrouwelijke gebruikers en in het derde jaar een Surinaamse veldwerker voor de Surinaamse gemeenschap, omdat ze beseften dat effectieve aids-preventie alleen mogelijk was wanneer iedereen bereikt werd in hun eigen taal, cultuur en context, vooral gezien het hoge risico bij injecterend drugsgebruik.

John-Peter Kools vertelt over Mainline
0:00 / 0:00

Het andere, een van de eerste artikelen gaat over heroïne zelf. We waren een aids-preventie-organisatie. En als je allemaal de toeters en bellen eraf haalde, was het aids-preventie. Maar we kleedden het aan als een lifestyle-blad. Met tekenaars uit de scene, met foto’s van de drug scene.

Hier gaat het over heroïne-kwaliteit. Nou, daar had nog nooit iemand over geschreven. En omdat we het belangrijk vonden dat kwaliteit zich op een manier van wat we lieten zien, een mooi tijdschrift, goed gedrukt, geen vlodder dingetje wat op stapels ligt, daar lees je ook af dat het wat waard is. Zoals dat de informatie wat waard is en dat de mensen aan wie je het geeft, dat die ook wat waard zijn. Dat die niet op een of ander vlodderig ding zien van, zie je wel, mensen zagen eigenlijk aan wat ze in hun hand kregen, dat zij er toe deden en dat de informatie er toe deed.

Er was natuurlijk een enorme waterscheiding tussen de officiële medische, of de sociale, of de maatschappelijke drugsgebruikers. In de jaren negentig, eind jaren tachtig, dat waren gewoon verschoppelingen. Die zag je op de Zeedijk. Dat waren arme en zieke mensen waar de rest van de samenleving last van had en ze zo min mogelijk mee te maken wilden hebben. Totdat het je broertje was, of je neef, of je zusje. En dan hadden met die mensen spraken we ook. Het pas als het dichtbij kwam uit dat menselijke gezicht ook duidelijk.

En dat was ook een van de belangrijke dingen die we altijd in dat tijdschrift wilden. We wilden altijd gewoon mensen, direct niet met balkjes of wegkijken. We wilden echt mensen laten zien. Laat zien wie je bent en kom uit met je verhaal. Jij mag er zijn.

Ik kan me nog één vrouw herinneren die op een gegeven moment tegen me zei. “Weet je dat ik twee favoriete tijdschriften heb?” Weet je wel? “De Viva en de Mainline.” Ja, nou, dat is niet voor niets dat ik die na dertig jaar nog weet. Ik dacht, die kan ik toch in mijn zak steken?

John-Peter Kools vertelt over diversiteit
0:00 / 0:00

Hoe inclusief was het? De drugsgebruikers zien in Amsterdam zal heel divers zijn geweest. Maar hoe bereikten jullie ook alle groepen?

Zeker niet. Zeker niet in het begin. Want we begonnen met de kennis die we zelf hadden. Maar we waren ons van het begin af aan wel bewust. Dat we in een klein wereldje leefden, wij kenden de mensen die ons toevallig kenden, die wij van de straat kenden.

Dat was een van de redenen waar we al heel snel ook, de mensen die we kenden waren Hollandse jongens en meisjes, mensen uit Europa, Duitse mensen die vaak naar Nederland waren gevlucht vaak. En we hadden al heel snel door, want dat is een vertekening van het injecteren. Die mensen hebben het allermeest goede informatie nodig, want dat is het meest hoog risico om geïnfecteerd te raken. Maar we moeten ons ook gewoon richten op alle mensen die wij nou toevallig niet persoonlijk kennen.

We zijn er heel erg in gezet, al heel snel op intermediaire sleutelfiguren. In het tweede jaar hebben we een vrouwelijke veldwerker aangetrokken die zich echt alleen maar met die vrouwen bezig ging houden. En het derde jaar is een Surinaamse veldwerker die alleen maar met Surinaamse, vooral met Surinaamse gebruikers ging praten.

Onze artikelen werden vanaf het tweede of het derde nummer, binnen een paar maanden dachten we al, we moeten het over andere dingen gaan hebben. We moeten andere mensen interviewen, van het een komt het ander. Dat waren we in eerste instantie niet, gewoon omdat wij dat niet waren. Maar we waren ons wel heel erg bewust van het feit dat we dat moesten zijn. Dat moesten worden, we moesten inclusief worden.

Je was bewust dat je een eigen cirkeltje was?

Ja, ja, zeker. En dat AIDS-preventie voor iedereen heel belangrijk was. Voor ieder op zijn eigen manier. En dat dat alleen effectief kon zijn als het je zou lukken om iedereen in zijn eigen taal, in zijn eigen cultuur en in zijn eigen belangenafweging ook mee te kunnen nemen. Dat kan je niet vanaf een afstand doen.